Image by lisa runnels from Pixabay

De hemelsluizen openen zich en het komt met emmers water naar beneden. Ik ren met mijn boodschappentassen naar het prieeltje in het park. Mijn zomerschoenen zuigen het water op en ook mijn katoenen jas is niet waterdicht. Ik zal straks de winterspullen maar weer van zolder halen.

Bij het prieeltje zet ik hijgend mijn boodschappentassen neer. Het is niet zo ver meer van huis, maar de papieren boodschappentassen gaan die tocht niet overleven. Ik zal moeten wachten tot de bui over is. Ik staar ongeduldig naar de plassen die in no-time zijn verschenen en zie de oppervlakte op en neer dansen met kortstondige kuiltjes en scherpe topjes.

Er valt een kat uit de lucht. Hij komt op zijn pootjes terecht en rent hard miauwend weg. Verbaasd staar ik hem na. Dan ploft er een hond neer. Versuft blijft hij liggen, staat op en rent weg. Dan twee katten en drie honden tegelijk en er komen er alleen maar meer.

Een golden retriever valt met een hoop gespletter in een plas, staat op en rent het prieeltje in. Hij schudt zijn vacht uit en ik heb mijn eigen plaatselijke bui. Gadverdamme! Ik kijk naar de hond en wanneer hij klaar is kijkt hij me aan. Ik loop het prieeltje uit en kijk omhoog. Een kat met uitgestoken nagels komt recht op mijn gezicht af! Ik weet op tijd te ontwijken. Ik ga het prieeltje in en kom er niet meer uit.

Hoe is dit mogelijk? Ik heb wel eens gehoord van een rode regen en een vissenregen. Maar katten en honden? En hoe is het mogelijk dat ze die val overleven?

Uiteindelijk vallen minder dieren en water uit de lucht en klaart het op. Ik loop terug naar huis. Tien minuten later open ik mijn voordeur en de golden retriever schiet langs me heen naar binnen. Dat beest is me gevolgd!

“Eruit jij!” roep ik. Maar hij kijkt me slechts met een schuine kop aan. Of ik het nu leuk vind of niet, ik heb nu een hond en ik doop hem Sunshine.